Column ‘Een museum’

MKarrer_Modern_Mourning-0067.jpg

Een appje van mijn zus. ‘Kijk eens wat ik op mijn externe harde schijf vond,’ stuurt ze, gevolgd door een aantal foto’s.  

Na vele jaren zie ik ineens weer de slaapkamer van mijn ouders, met het gestreepte dekbed, de grenen garderobekast en de leren fauteuil – die inmiddels in mijn eigen slaapkamer staat. De studeerkamer van mijn vader, waar de Dell-pc ineens hopeloos verouderd lijkt. En het hoekje in de woonkamer bij de telefoon, waar mijn moeder haar adresboek altijd bewaarde.

De foto’s overvallen me. Het is een doordeweekse middag, ik sta op het punt om te gaan sporten en ineens mis ik het weer: het ouderlijk huis. De plek waar ik nog altijd het eerste aan denk zodra ik het woord ‘thuis’ hoor.

Ik kijk wat langer naar de foto’s. ‘Ze hebben iets treurigs,’ app ik naar mijn zus. Het bed is keurig opgemaakt, alsof er al heel lang niemand meer op heeft geslapen. De computer van mijn vader staat uit. Het adresboekje van mijn moeder is dichtgeslagen.

‘Vind ik ook,’ appt mijn zus.

We weten allebei waarom. Op het moment dat mijn zus de kamers vastlegde, was het huis al ruim een jaar niet meer bewoond.

Er gebeurt iets met een huis zodra de personen die erin woonden er niet meer zijn: het transformeert in een museum.

Dat gaat niet geleidelijk, zoals je misschien zou verwachten. Het gebeurt in een oogwenk. Van het ene op het andere moment zijn de meubels, de boeken en het servies in de porseleinkast geen gebruiksvoorwerpen meer, maar vormen ze samen een tentoonstelling, een hoogstpersoonlijke collectie van een leven dat voorbij is.

Tegen nabestaanden zeggen we al gauw dat ze hun blik op den duur vooruit moeten richten, dat ze niet moeten vasthouden aan wat er ooit is geweest. Ik heb het nooit helemaal begrepen, waarom loslaten als zo’n grote deugd wordt gezien.

Zelf had ik het huis van mijn ouders het liefst precies gelaten zoals ik het me herinner. Ik zou heus wel verder gaan met mijn eigen leven, maar af en toe zou ik even naar binnen lopen.

In de keuken staat de radio zachtjes aan op een Belgische zender, de fluitketel staat op het vuur, in de vaas op de eettafel staan verse ranonkels. De middagkrant valt door de brievenbus. De jassen van mijn ouders hangen aan de kapstok, klaar om gedragen te worden.

 

Gijs van der Sanden (1984) is journalist voor Het Parool, NRC en Vrij Nederland. Hij schreef het boek De Dingen Die Je Vergeet, rouwen voor beginners. Gijs werd wees op zijn drieëntwintigste.

Vorige
Vorige

Book review: Crying in H Mart

Volgende
Volgende

De 5 mooiste crematoria ter wereld